Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], En God [38]gaf Daniel genade en barmhartigheid voor het aangezicht van den overste der kamerlingen. 38. Hebreeuws, stelde Daniel ter goedertierenheid en ter barmhartigheden. Zie dergelijke manier van spreken, en van dergelijke genade Gods, 1 Kon.8:50; Ps.106:46. Zie ook Neh.1:11. De zin is: God gaf dat Daniel en zijne metgezellen niet gedwongen werden van des konings spijs te eten; maar Aspenaz zag het door de vingers, als de bottelier of spijsmeester hun moes of hofspijs te eten gaf.